Het moderne idee om zoveel mogelijk van ons afval te hergebruiken is eigenlijk al heel oud. In de voorbije eeuwen belandt eeuwenlang de poep en pies van Groningers op de akkers van de oude veenkoloniën van de stadsjurisdictie Oldambt, waartoe destijds ook Pekela en Veendam hebben behoord. Dankzij het ‘Maak Geschiedenisproject Open het Stadsbestuur’ zijn dit soort verrassende vondsten en verhalen naar boven gekomen.


Het recept voor het vruchtbaar maken van de door de veen- en turfwinning toegetakelde gronden (‘het toemaken van dalgronden’) is simpel geweest: vermeng het restantje veengrond (‘bonkaarde’) met de zandrijke ondergrond, voeg de compost toe en voilá. En afhankelijk van de samenstelling van die ondergrond, kun je vervolgens aardappelen, haver, rogge of boekweit telen. Voor het gemengd bedrijf kun je er ook gewoon grasland van maken. Een deel van de grond is woest gebleven.

 

'Milieuvoorschriften’ van het stadsbestuur van Groningen uit 1784 van Jan Hindrik en Leonard Bolt, Stads Boekdrukkers. RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.

 

 

 

Zoutkamp, een steeg met buiten de wc's. Bij de oude huizen is de wc buiten het huis gebouwd. Een dergelijk hok wordt ook wel schijthof, shiethoes, 'tuusie' (het huisje), of poepdoos genoemd.
Bron: RHC GA, Groninger Archieven (Beeldbank). Bron: 818_18693.jpg.

 

Win-win voor de stad
Veel van de compost die tijdens de grootschalige verveningen van de 17e tot de 19e eeuw is toegepast, is afkomstig uit de stad Groningen.

 

Deze ‘stratendrek’ of ‘mis’ vormt een onmisbare aanvulling op de geringe voorraad dierlijke mest die lokaal voorhanden is geweest.

 

Voor de turfschippers die met hun ‘snabben’ en later met andere platbodems als pramen en tjalken tot ver in het veengebied kunnen komen, geldt de mest als retourvracht.

Turf eruit, stront erin.


Een ‘win-win’ situatie zeggen we nu, vooral voor de stad. Niet alleen raakt deze zo haar vuilnis kwijt, maar de akkers van haar ‘stadsveenplaatsen’, de bedrijven van boeren die landbouwgronden van de stad pachten, de stadsmeiers, leveren zo een hogere opbrengst.

 

Naast de poep en pies bestaat de compost uit bij elkaar geveegde bladeren, takken, zand, modder en slib. Etensresten, schillen, groente- en tuinafval en dierlijke mest vullen de ‘beer’ aan.

 

Door de gelijkmatigheid in de samenstelling composteert het geheel snel en is het zeer geschikt als humus. Ook belanden er pijpenkopjes en kapot serviesgoed in de drek, niet verteerbare relicten die nu soms nog opduiken in de akkers.

 

Ontwerp voor een ‘drekkar’, ca. 1870. Zoals we kunnen zien past er circa 776 drek en stont in de 'drekkar'. Bron: GrA (1536_2129), RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank.

 

Stront met subsidie

Het recht op het ophalen wordt via ‘publique uitmijninge’ door de stad particulier uitbesteed. Conflicten met de organisatie, bijvoorbeeld als de drekmenners het vuilnis buiten de regels om doorverkopen aan derde partijen, dwingen het stadsbestuur meermalen de marktwerking buiten spel te zetten en de regie te hernemen. En discussie rond de drekstoepen is er ook altijd. Alleen al vanwege het gevaar voor de volksgezondheid vormen deze milieustraten van hun tijd, bijvoorbeeld bij de Ooster- en Kranepoort in de stad Groningen (in de volksmond: ‘het Zwijnenparadijs’) en later ook bij het Boterdiep, een terugkerende bron van zorg.

 

Drekschuit wordt ‘gelost’ in de buurt van Ter Apel, ca. 1935.
Bron: GrA (1986_16973), RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank.

 

Aanvankelijk hebben de ‘meiers’ op de vergraven stadsvenen in de omgeving van Sappemeer een streepje voor. Maar omdat de vraag soms achterblijft bij het aanbod en de drekstoepen van de stad overvol dreigen te raken, wordt het recht op deze gratis stadscompost in 1699 uitgebreid naar het Gorecht, Oldambt en Veendam en Wildervank. Daarentegen is dit gebied weer te groot om volledig met de Groninger stratendrek te bemesten.


Volgens een studie van de Wageningen universiteit uit 1995 heeft men ongeveer 4 grote pramen mest (de uitwerpselen en afval van 250 personen gedurende 1 jaar) nodig om een hectare dalgrond te ontginnen. Afhankelijk van het geschatte aantal inwoners, komt dat over de periode 1700-1800 neer op gemiddeld zo’n 370 pramen stratendrek jaarlijks, waarmee gemiddeld zo’n 95 hectare dalgrond kan worden bemest. In de praktijk zal dit aantal lager zijn geweest omdat de bodemvruchtbaarheid doorlopend op peil gehouden moet worden.

 

Drekmenners met drekkar (faecaalwagen) bij Oosterpoort Groningen, 1870. Foto J.G. Kramer,
Bron: GrA (1785_13586), RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank.

 

Pekela blijft lange tijd verstoken van leveranties. Dit komt enerzijds door de beperkte beschikbaarheid, maar ook door de hogere vervoerskosten. Pekela is immers tot de aanleg van het Stadskanaal rond 1800 de meest oostelijke veenkolonie. Het stadsbestuur betaalt vanaf 1783 een tijdlang een premie van tien gulden aan iedere schipper die een vracht mest of stratendrek van buiten de provincie in Pekela aflevert.


Pas als ze het in Sappemeer in 1810 niet meer nodig hebben, komen de Pekelder boeren in aanmerking voor de stadscompost. Daar moet trouwens inmiddels wel voor worden betaald. Het wordt op verschillende plaatsen per scheepsvracht bij opbod verkocht.  

 

De zwarte gebieden op de kaart zijn de mestvaalten in 1912 te Oudeschans.
Bron: RHC GA (Groninger Archieven), beeldbank.

 

 

Van bruin naar wit goud

Door de ontdekking van ‘kunstmest’ in de loop van de negentiende eeuw komt er een eind aan deze vorm van bemesting. Het is vooral de Chilisalpeter, een zoutafzetting uit het Andesgebergte in Zuid-Amerika dat een veel grootschaliger ontginning mogelijk maakt. Dit ‘witte goud’ bereikt onze provincie met de windjammers die wij zo goed kennen van het maritieme evenement Delfsail. Onze veenkoloniale boeren behoren dan ook tot de eerste enthousiaste kunstmestgebruikers. Het zal ons veel welvaart brengen.


Vandaag de dag komt de organische mest weer van dichterbij, bijvoorbeeld van varkensboeren uit Brabant. Nu vraagt ons milieu ons te waken voor overbemesting.


Ondertussen wordt in Boven Pekela met rijkssubsidie gewerkt aan een experiment voor de productie van groen verwarmingsgas uit rioolslib ter vervanging van aardgas. Het cirkeltje komt rond. 

 

 

Bronnen:

- Peter Riem, publieksadviseur, RHC GA (Groninger Archieven).
- De Oldambtster, september 2020
.

 

 

 

 

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorg-vuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.
Hoogeveen, 23-01-2021.
Revisie: 2 augustus 2023.
Samenstelling: Harm Hillinga.
Menu Artikelen.
Terug naar de HomePage.
Top